Na 4.5 maand rondhossen in Australie vond ik dat het eens tijd was om het ultieme outbackicoon bij uitstek te gaan bezoeken; een van de grootste monolieten ter wereld: Uluru ofte Ayers Rock. Uluru staat eenzaam te blinken in het midden van het roestbruine niets, en ligt 450 km ten oosten van Alice Springs, de dichtstbijzijnde nederzetting (bij gebrek aan een beter woord). Die gigantische afstand vergeten veel touroperatoren gemakshalve te vermelden als ze je een eendagstourvanuit Alice naar Uluru willen verkopen, wat neerkomt op 10 uur in de bus en twee uurtjes bij de rots zelf.

Natalie (de Amerikaanse) en ik hadden echter onze research gedaan, en vertrokken we die ochtend om 5u30 voor een tour van drie dagen. Allebei hebben wij een nogal stevige aversie van tours, maar gezien de prijzen van huurwagens in het stoffige centrum van Australie, en aangezien we niet snel genoeg iemand konden vinden die er met zijn eigen auto heen ging, zat er niet veel anders op. Gelukkig bleken we al snel in een supertoffe  groep beland te zijn. Eerste bestemming was King’s Canyon, waar we 10 km in de hitte klommen, klauterden, kwalfossielen bewonderden en onze ogen uitkeken.

Alles lijkt in die gigantische leegte van de outback wel een andere gloed te krijgen, en dat zeg ik niet alleen omdat je na 5 uur door de woestijn rijden alles fantastisch vindt. Overigens was diezelfde outback verrassend groen, aangezien ons bezoek net aan het einde van het wet season viel.

Tegen 17u moest er hout  gesprokkeld worden voor het kampvuur ’s avonds, een hilarische en lichtjes bevreemdende bedoening. In het midden van de outback gedropt worden bij zonsondergang, en dan met vereende krachten een paar dode bomen omverstampen en bovenop een 4×4 vastbinden, ik doe dat graag. Zo blijkt. We staken elkaar bijkans allemaal een oog uit met overmaatse takken, maar er vielen gelukkig geen doden en het gevoel van vrijheid dat ik daar in t midden van duizenden kilometers rood zand en kale struikjes had, is gewoon onbeschrijfelijk. Helemaal giddy van contentement vervolgden we onze weg, nog meer opgefokt door enkele leuke deuntjes op de ukelele van een van onze reisgenoten (haha). Onze kampplaats was niet meer dan een platgetrapt vierkantje grond in the middle of nowhere (val ik in herhaling?), en na wat delegeren hadden we al snel een flakkerend kampvuur en een lekker bord chilli con carne, op datzelfde vuur klaargemaakt. De gitaren (en ukeleles) werden bovengehaald, en we verwarmden ons aan het vuur en aan de doos wijn die we in Alice gekocht hadden. (ik bedoel uiteraard aan de inhoud ervan, we hebben de doos niet opgefikt) Met in geen honderden kilometers een lantaarnpaal, was dit de indrukwekkendste sterrenhemel die ik op mijn reis al gezien heb, zelfs niet aan de westkust. Ik verval in tienercliches, maar oh my goood!! Zoveel sterren! Uiteindelijk kropen we allemaal in onze swags (een typisch Australische slaapzak met een matras in genaaid, geweldige uitvinding) die in een cirkel rond het vuur uitgerold waren en staarden nog lang naar de vallende en stilstaande sterren, elkaar de sterrenbeelden wijzend van de voor ons vreemde zuidelijke hemisfeer. Wat mij betreft slaap ik nooit meer in een tent! In de open lucht rond het vuur liggen slapen geeft je zo’n gevoel van vrijheid en avontuur, en het zwengelt absoluut de kameraderie aan (zeker als je om 4u s nachts naar de wc moet en er geen wc is en je in het pikkedonker (want nieuwe maan) een bosje moet gaan zoeken dat waarschijnlijk stikt van de slangen).  De temperatuur zakte tot rond het vriespunt (gene zever) en in de loop van de nacht moest ik dus wel enkele lagen kleren aantrekken, maar voor mij is dit het echte Australie.

Om 5u30 schopte onze gids Skip (een ex-militair) onszowat uit onze swag, en ontbeten we in het donker met brood dat we boven het vuur roosterden. De rest van de dag brachten we door in Kata Tjuta ofte de Olga’s, genaamd naar een of andere Spaanse koningin. Kata Tjuta is een hele verzameling sierlijk afgesleten rotsen en is eigenlijk veel indrukwekkender dan Uluru. Het landschap was er zo divers en alles leek wel gephotoshopt: dat felle bruin-rood dat tegen de staalblauwe lucht afsteekt, en dan die frisgroene bomen er overal bij… Wederom een zware wandeling van 17 km in de brandende zon, ge zou toch denken dat ik stillekesaan in conditie zou zijn he met al dat geklauter altijd, maar nee, het blijft lastig)
In de late namiddag kregen we de eerste glimps van Uluru te zien! Het is waar wat ze zeggen: ook al heb je de monoliet nog op zoveel kaartjes en foto’s gezien, het blijft (misschien net daarom) fantastisch om het met eigen ogen te zien. Het is dan ook geen klein steentje he, met een omtrek van 10 km en een hoogte van 384m. We leerden heel wat bij over het ontstaan van Uluru en over de Aboriginalcultuur, want voor de oorspronkelijke bevolking is de rots namelijk heilig. Voor de komst van de Europeanen gingen op de top van Uluru nogal wrede initiatierituelen door, en de vele spleten en grotten in de rots werden ook gebruikt als kraamkamer, keuken, en soortement school. Heel interessant om wat bij te leren over de Aboriginals, waarover we tot dan toe niet veel meer wisten dan dat ze in Alice Springs allemaal dronken, stinkende daklozen lijken te zijn (en ik bedoel dit niet oneerbiedig, maar het is echt een schokkend zicht).

Een zonsondergang met zicht op de beroemde rots kon natuurlijk niet ontbreken, en al waren we daar uiteraard niet de enige groep (de enige keer trouwens dat we andere tourgroepen tegenkwamen, het is daar zodanig uitgestrekt dat je mekaar zonder al teveel moeite kan ontwijken). Rijkere mensen kregen er glaasjes champagne aan met linnen kleden bedekte tafeltjes, maar wij stelden ons tevreden met een zachte swag onder ons achterwerk en een beker lauwe wijn. Enkele boosaardige wolken boycotten een rood-paarse zonsondergang zoals je altijd op de kaartjes ziet, maar desondanks was het een ongelooflijk zicht. Gewoon al het besef van daar te zitten! Iedereen droomt bij het plannen van een Australiereis toch een beetje van stoffige outbackavonturen bij Uluru he. Terwijl alle andere tourbussen wegreden omdat ze naar hun vergelegen logement moesten terugrijden, bleven wij rustig zitten en verorberden we er ineens ook ons avondmaal, dat meneer sergeant had gekookt terwijl wij de zonsondergang zaten te begapen (ziedaar het voordeel van een tour!)
De rest van de avond was zodanig gezellig en hilarisch dat ik het onmogelijk waarheidsgetrouw kan neertypen. We leerden gin en tonics bestellen in het Zweeds en Welsh (met dank aan Magnus en Yamit) en gluurden stiekem naar knappe Fransman Ollie, die daar helaas met zijn vriendin was. We zongen liedjes in alle talen voor Mattias’ verjaardag en testten de sluitertijd-settings van mijn nieuwe camera uit (zie facebook). We dronken net iets teveel -intussen ronduit warme- wijn en wisselden stoere reisverhalen uit. Ook het vermelden waard was de geanimeerde discussie tussen een Duitse en een joodse reisgenoot over de tweede wereldoorlog. Hoogst interessant!

De laatste dag brak net iets te vroeg aan, maar iedereen was snel uit de veren want we zouden de zonsopgang bij Uluru gaan bewonderen. We waren er op 1 na de  enige tourgroep en hadden dus het terrein  bijna voor ons alleen. Het was er ijskoud, dus kropen we in ware pinguinstijl bijeen om de zon lanzaam boven de horizon te zien komen. Good times!!! Nadien volgde de onvermijdelijke 10km lange wandeling rond Uluru, niet echt spectaculair, want hoewel het rotsoppervlak veel afwisselender is dan je op het eerste zicht zou denken, is het nu ook weer niet zoooo speciaal (hoe verwend!). Gelukkig wou niemand van onze groep de rots ook beklimmen, want ten eerste ziet dat er pure zelfmoord uit en ten tweede is dat heel oneerbiedig naar de Aboriginalbevolking toe. Het land waarop Uluru en Kata Tjuta staan is trouwens in de late jaren 80 teruggegeven aan de Aboriginals, maar de regering huurt het als het ware voor 99 jaar, in ruil waarvoor ze bakken geld krijgen.

En dan was het stilletjes aan tijd om terug te keren naar Alice Springs, met onderweg een stop bij een gigantische zoutvlakte. Ik heb er absoluut geen spijt van dat we voor de tour  gekozen hebben, want we hadden dat alles nooit klaargespeeld op 3 dagen tijd. Bovendien is het wel heeeel veel rijden, zou het ons een fortuin aan benzine gekost hebben, en hadden we nooit zoveel geleerd over de geschiedenis en geologie van de omgeving. En niet te moeten koken en een gezellige bende als companie hebben is natuurlijk ook  mooi meegenomen. Ik zal mijn mening over tours misschien een klein beetje moeten herzien, als ze allemaal zo goed zijn als deze!