En dan was het tijd om te gaan ROAD TRIPPEN! We vertrokken vroeg in de ochtend, want het plan was om tegen het weekend (twee dagen later) in Karratha te zijn, zo’n 1600 km verderop. Bruce had daar namelijk kenissen bij wie we mochten blijven slapen. De eerste dag reden we naar Carnarvon, een kleine 903 km van Perth. Dat zou je bij ons waarschijnlijk tot in Zuid-Frankrijk brengen, langs saaie betonnen autosnelwegen. Niet in Western Australia! Even een situatieschets: honderden en honderden km lang is er maar een baan: de autostrade. Die loopt meestal rechtdoor, zonder af- of opritten, en zonder ook maar een gebouw of huis in zicht. Elke pakweg 300 km is er een roadhouse, met een tankstation, winkeltje, wc, en met wat geluk sprinklers om even door te dartelen. Het landschap varieert van een soort niets tot een ander soort niets. Rode aarde, prikkelige spinifex of enkele verdwaalde struiken of eucalyptusbomen, en 360 graden rondomrond een van de warmte vibrerende horizon. In de verte lijkt er telkens water op de baan te liggen, dit zijn dus de mirages die Kuifje altijd tegenkomt in de woestijn! Af en toe passeer je een willie-willie (betekent ‘veel wind’ inde aboriginaltaal), een windhoosje die als een roestbruine pluin door het landschap raast. Bruce en ik probeerden de tijd te doden met het spelen van I spy (ik zie ik zie wat jij niet ziet) en na nog geen half uur waren alle dingen die we konden spy’en al uitgeput. Om maar te zeggen: het is een heeeeele lege staat! Anderzijds spotten we wel regelmatig kangoeroes, emoes, wedged-tail eagles (gigantisch grote arenden! indrukwekkend), koeien en schapen die argeloos de straat overstaken. Vanaf dag twee was het landschap bezaaid met manshoge termietenheuvels in die typerende rode kleur, hoe die beestjes zo’n bouwwerk kunnen maken…

Vrijdagavond bereikten we tegen zonsondergang Karratha, en werden we er verwolkomd door Cab (kort voor Kathryn), die daar in een mooi huis woont en nogal hypersociaal en een beetje gek is. ’t Is de zoete inval bij haar thuis, en ze heeft bedden met superzachte, snoepjesroze lakens, een mooi alternatief voor de harde grond tot nu toe (want een matrasje sleep ik echt niet mee ze). Na een heerlijke nacht nam Cab ons mee naar een bevriend koppel, Chris en Lisa. Die hebben een mooi huis in een redelijk exclusieve buurt, een schattige hond, twee zonen, en een boot! We brachten dus de hele namiddag op het water door met snorkelen, vissen (van op de boot en met zo’n speerachtig schietgeweer, ale hoe noemt dat), zwemmen en zonnebaden op het dek. Lisa en haar zoontjes vingen enkele koraalforellen en  kreeften, die we s avonds op de bbq zouden leggen. Na enkele uurtjes rondspetsen, gingen we voor anker bij het onbewoonde eilandje Delambre. Het eiland zag er zo al paradijslijk genoeg uit, en we gingen net de broodjes opeten die Cab ons gesmeerd had, toen we ineens een babyschildpadje over het zand richting oceaan zagen krawietelen. En vijf minuten later kwamen er ineens 20 tegelijk uit de kuil waarin ze pas uit hun ei gekropen waren! Echt een onvergetelijke ervaring. De beestjes moesten het neteen opnemen tegen grote goanna’s (hagedisachtige beesten) en meeuwen die zo’n krokant schildpadje wel zagen zitten als 4uurtje, dus jaagden wij de snoodaards weg en hielpen we de schildpadjes met hun eerste zwemles. Ongelooflijk schattig! Nadien gingen we op exotische schelpen-zoektocht en werden we op een kneeboard achter de boot aangesleept. NIET zo makkelijk als het eruit ziet!

Terug ‘thuis’ bij Lisa en chris kuisten we de boot uit en konden de voorbereidingen voor het feestmaal getroffen worden. Want bij Australiers is het doodnormaal dat er plots allerlei vrienden komen binnenvallen, en dat was ook die avond het geval, dus moest er plots voor 15 man eten gemaakt worden. Chance dat we net vis gaan vangen waren! 🙂 En ik kan eerlijk waar zeggen dat het de beste vismaaltijd was die ik ooit geproefd heb, heel simpel, met groentjes en aardappelen in de oven, maar man! Lekker! Het dessert aten we op het dak, om ten volle van de schitterende zonsondergang te kunnen genieten die ze hier in WA (western australia) elke avond mogen aanschouwen. Nog later haalde Bruce zijn gitaar en mondharmonica boven, samen met enkele flesjes bier de ideale basis voor een gezellige avond vol muziek en gelach.

’s Zondags nam Cab ons mee voor een tour van de omgeving. Karratha ligt temidden van de Pilbara, een streek die zich uitstrekt tot in Carnavon in het zuiden en Porth Hedland in het noorden, en die het vooral moet hebben van de mijnbouw. Zoals overal overduidelijk blijkt, is hier aan ijzererts geen tekort (vandaar de rode grond), en ook gas en petroleum zitten hier in grote hoeveelheden in de grond. Helaas is hier voor de rest niet heel veel te doen, laat staan dat het hier vruchtbaar zou zijn, dus zijn de meeste dorpjes (zeg maar gehuchtjes) een vierkantje leven in een verder doods landschap. Onvoorstelbaar dat mensen hier effectief willen komen wonen (maar in de mijnen of fabrieken werken betaalt naar t schijnt wel heel goed). Cab werkt met aboriginals, probeert ze in het onderwijs te houden of aan een job te helpen, en toonde ons ook het overwegend Aboriginaldorpje Roebourne (pop 970). Ik was eerlijk gezegd nogal geshockeerd. Zo vuil en totaal verwaarloosd! Veel van die families worden voor een spotprijs of zelfs gratis aan huizen of 4×4’s geholpen door de overheid, die uiteraard met een schuldgevoel kampt gezien haar verleden. En dan trashen ze die huizen compleet! Zitten ze daar op zondagochtend om 9u met allerlei flessen drank in hun voortuin, die bezaaid is met afval en brokstukken van god weet wat. Het is een delicaat onderwerp, en ik scheer ze zeker niet allemaal over dezelfde kam, maar ik heb het gevoel dat ze zich wat wentelen in hun slachtofferrol. Soit.  We reden door naar een water hole (soort meertje) in Miaree, echt een oase in de woestijn. De avond voordien was daar een heuse rave party aan de gang geweest en er stond nog steeds een dj plaatjes te draaien voor de ‘sunday sessions’. Er liepen allerlei locals rond, die ons prompt voor bbq’s en feestjes uitnodigden. Ik heb gelijk de indruk dat hier niet al teveel vrijgezelle jonge vrouwen rondlopen, dus als ik ooit om een mijnwerker verlegen zit…eager husbands galore! We zwommen wat rond, slingerden ons vanuit een hoge boom aan een touw in het water (Tarzan!) en gingen dan thuis onze picknick klaarmaken voor s avonds in Dampier, waar we net op tijd toekwamen voor de zonsondergang. Aan de oostkust is dat niet echt een speciale affaire, maar hier aan de westkust zakt de zon elke avond mooi in zee, wat spectaculaire taferelen teweegbrengt. Het eten was heerlijk, de zonsondergang dus kleurrijk, de palmbomen…aanwezig :), en er was zelfs chocoladecake voor dessert. Heerlijk relaxed. We bezochten nog enkele vrienden van Cab, die alleen over situaties praatten waarover wij niets wisten. Toen we eindelijk vertrokken en ik net dacht ‘owkeeej, dat was een beetje saai’, vroegdie vrouw ineensof we haar verzameling Aboriginalkunst misschien wilden zien! Blijkt dat die een kunstgallerij heeft in de buurt, en dat huis hing dus vol prachtige schilderijen die niet zouden misstaan bij ons thuis… het weze bewezen…het is hier NOOIT saai!

Deel 2 ( met Karijini, snorkelen aan het Ningaloo Reef en veel meer!) is voor later, want het zonnetje roept en het wordt veel te lang zo!